Tegen je verlies kunnen.

Het vrolijke geschater en gekwebbel was in een ogenblik omgeslagen in een hartverscheurend gehuil. Niet typisch het soort emotie dat je zou verwachten op het kinderfeestje van een driejarig meisje. Alle ogen draaien zich naar de deur. Met een zwaai gaat die open en onthult de jarige, de feesttooi scheef en de clownsschmink doorgelopen van het huilen. De eerste reactie is natuurlijk troosten en proberen uit te vinden wat er gebeurd is. Nadat de jarige met veel moeite en haperingen haar verhaal heeft gedaan, komt haar moeder overeind en zegt: “Nou kom op meid, je moet leren om een beetje tegen je verlies te kunnen”. Deze woorden zijn (afgemeten naar de intonatie) half troostend en half bemoedigend bedoeld. Toch blijft bij mij de indruk achter dat het ook een beetje vermanend klinkt. “Niet zo aanstellen”. Gek toch, om zo naar een ander te kijken en te luisteren. Ik heb de afgelopen acht jaar tientallen keren m’n kinderen op dezelfde manier “uit hun verdriet geholpen”. Het gesprek om me heen wakkert weer aan, het feestvarkentje is weer bij haar vriendjes, maar ik blijf steken in dat ene zinnetje: “je moet leren tegen je verlies te kunnen”. Ik droom langzaam weg. Begint dat nu al?..... Op driejarige leeftijd?...... Leren te verliezen?...... Hoe zit dat dan met winnen?.... Als er iemand verliest is er dan automatisch een winnaar? Had dat verliezen niet voorkomen kunnen worden?
Hoe vaak heb ik niet verliezers gezien die in een andere omgeving of met een beetje hulp niet hadden hoeven verliezen. Zoals die jonge moeder in de catacomben van de metro in Moskou. Ze lag apathisch op de grond  in een smalle gang in de avondspits. Een peuter speelde naast haar op de grond, zwijgend, vervuild, uitgehongerd. Heeft die vrouw leren verliezen, of is haar kindje nog bezig? Iedereen keek schichtig naar haar en naar elkaar. Ze liepen in een boog om haar heen en als dat door de drukte niet snel genoeg kon stapten ze over haar heen. Onwillekeurig hield ik m’n pas in. Ik had geen plan, geen intentie om iets voor haar en haar kind te doen, ik was te verbouwereerd. M’n Russische tolk en begeleider had de situatie voorzien en nam me bij m’n arm en leidde me met zachte drang verder. Een paar meter verder realiseerde ik me wat er nou eigenlijk aan de hand was. Ik draaide me om, maar de greep om m’n arm verstevigde zich. De pas van de menigte versnelde, er was net een trein het station ingereden, en ik werd door de menigte mee gevoerd de trein in. Ik keek om me heen, een goed geklede westerling op zakenreis tussen gewone straatarme Russen. Ze hadden een jaar eerder hun Sovjetstaat verloren en een kreupele democratie gewonnen. De meesten hadden ook hun werk en inkomen verloren.
Een bulderend gelach barst los onder de verjaardagsgasten; ik heb een goede mop gemist en weet nu met m’n houding geen raad omdat iedereen nu aan mij vraagt of ik hem niet leuk vind. Nadat de aandacht weer terug is op de moppentapper kijk ik de kring rond. Ik kan tussen m’n vrienden geen verliezer ontdekken. Allemaal gelukkig getrouwd, goede baan. Of zijn we zo geconditioneerd om tegen ons verlies te kunnen, dat we het niet herkennen of laten blijken dat we verloren hebben. In ieder geval zullen de meesten van ons een paar idealen of dromen verloren hebben. Hoe meer ik er over na denk des te minder heb ik zin om me bij de feiten neer te leggen. We kennen allemaal de voorbeelden van mensen die delen, opkomen voor verdrukten en de kant van de verliezers  kiezen. En in de kerken bidden we om te mogen lijken op Jezus, en een beetje van Zijn voorbeeld te mogen naleven. We weten ook wat we te verliezen hebben. Een moeilijke keus. Vooral rond Pasen.
Misschien moeten we maar eens leren om een beetje tegen ons verlies te kunnen.


HdA
11-feb-97